#schrijfopdracht
Ze keken allebei naar buiten. Onhandig en stil. Stilte na de
storm. Hij was blij dat ze was opgehouden met praten. Teveel woorden. Teveel
betekenis. De storm in zijn hoofd had ze alle kanten opgeblazen tot hij alleen
nog haar mond zag bewegen. Haar mooie en vertrouwde mond. Het spleetje tussen
haar tanden waardoor ze de r in zijn naam nooit helemaal goed kon laten rollen.
Hij glimlachte bij de gedachte tot hij haar blik zag. Verbaasd. Gekwetst.
Hij had ineens zin in een sigaret terwijl hij al 5 jaar was
gestopt. Was vandaag een reden om weer te beginnen? Ze was ooit de reden waarom hij was
gestopt, dan werd ze nu de reden om er
een op te steken. Als een verongelijkt jongetje voelde hij een bekende woede in zich
opborrelen. Had ze hem net echt verteld dat ze bij hem weg ging. Die woorden
had ze niet letterlijk uitgesproken, wel een hoop eromheen geluld. Over hoe
onvolwassen en dat mensen nu eenmaal uit elkaar kunnen groeien. Mensen? Sinds
wanneer waren zij van geliefden mensen geworden. Onderdeel uitmakend van de
grijze massa, waar zij nooit deel van uit zouden maken. Hij zuchtte, leunde
achterover en zag hen samen fietsen door de stad. Als overwinnaars, zigzaggend
door de straten, haar armen om zijn middel geklemd. Hij pakte haar hand beet, maar herinnerde zich
toen dat ze een naam had genoemd. Een naam zonder r erin. Haar ogen hadden heel
even opgelicht en hij wist dat hij de wedstrijd had verloren. Hij was nooit goed geweest met woorden
en schoot ook vandaag weer eindeloos tekort.
Maar was ze het dan allemaal
vergeten.
Hij vroeg het haar.
Ze keek hem aan en weer weg.
In zijn hoofd had de storm plaats gemaakt voor een film. Liefdesscenes waarin hij alles stuk maakte. Alles, hij wist niet beter. Hij was stuk. Heel op de wereld gezet, maar stuk gemaakt. Hij dacht aan zijn beer van vroeger, de versleten plekken, de plekken waar hij zijn hoofd in verborg. Nooit een veilige plek gekend, tot haar. Overwinnaars. Waarvan. Hij keek naar zijn handen, dezelfde als van zijn vader. Niet voor de liefde gemaakt.
Hij vroeg het haar.
Ze keek hem aan en weer weg.
In zijn hoofd had de storm plaats gemaakt voor een film. Liefdesscenes waarin hij alles stuk maakte. Alles, hij wist niet beter. Hij was stuk. Heel op de wereld gezet, maar stuk gemaakt. Hij dacht aan zijn beer van vroeger, de versleten plekken, de plekken waar hij zijn hoofd in verborg. Nooit een veilige plek gekend, tot haar. Overwinnaars. Waarvan. Hij keek naar zijn handen, dezelfde als van zijn vader. Niet voor de liefde gemaakt.
Haar mond was nat. Hij boog over de tafel om haar traan weg te vegen, maar ze keerde haar hoofd weg. Te laat. Straks zou ze weglopen en hem alleen de herinneringen laten. Hij zou opstaan en een pakje sigaretten kopen. Verloren. Ingehaald door zijn verleden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten