dinsdag 26 mei 2020

Armeense engel

Hij was er weer, vertelt mijn moeder. En zonder hem ooit zelf te hebben ontmoet, zie ik hem voor me. De Armeen die elke dag op de Amsterdamse begraafplaats zit. Als de dag in tweeën breekt, klapt hij zijn stoel en spulletjes uit. Een grote paraplu die hem beschermt tegen het weer. Een tas met wat eten en drinken.  Wat klein tuingereedschap. Een gieter voor alle vergeet-me-nietjes. En een doekje om woorden weer zichtbaar te maken. 

Hij is in de zestig en heeft zijn dromen en zijn land ver achter zich gelaten. Samen met zijn moeder ontvluchtte hij ooit zijn geboortegrond. Ze waren zijn leven lang samen. Van kind naar oude zoon die eigenlijk nog niet zonder haar kan. Maar ze is dood. En hij wacht. In de tussentijd houdt hij haar gezelschap. Elke dag. Trouw als de oude boom aan de ingang van de begraafplaats. 

Hij lijkt te waken over de graven en de mensen die er komen. Zittend onder zijn grote paraplu vertelt hij zijn verhaal. Vrolijk ondanks alles. En mensen vertellen hem hun verhaal. Dat gaat vanzelf. Het voelt goed om het toe te vertrouwen aan deze grote vriendelijke Armeen. Hij luistert en begrijpt hun verdriet. Hun gemis. Hun reden om daar te zijn. Alle verhalen passen in zijn hart. En zijn hoofd onthoudt de namen en de dagen. 

Mijn ouders komen er tenminste één keer per jaar. Op deze Amsterdamse begraafplaats. Voor een klein graf dat inmiddels is bijgezet in het familiegraf. Hun eerstgeborene werd maar een week oud. Ze vertelden hun verhaal een paar jaar geleden aan de Armeen. Hij luisterde en sloot hun zoon in zijn hart en in zijn hoofd. Sindsdien maakt hij op de geboortedag van T. het grafsteentje schoon. Hij snoeit de hortensia zodat deze eind mei kan bloeien en steekt een kaarsje aan. 

Een Armeense engel waakt over mijn grote kleine broertje.

zaterdag 16 mei 2020

Dat

Dat het nu al langer duurt dan een zomervakantie. Dat kleine man weer naar school is maar dat het in niets lijkt op hoe het was. Dat de meiden nu al weten dat ze alleen nog voor toetsen hun school van binnen gaan zien dit jaar. En dat ze dat niet leuk vinden. Dat ze hun vriendinnen missen.

Dat mijn lieve nichtje haar moeder is verloren aan het virus. En dat haar verdriet tastbaar maakt waarom we nu zo leven. Dat cijfers pas betekenis krijgen door persoonlijke verhalen. Dat ik niet elke dag de cijfers wil weten. Dat al het andere nieuws zwijgt. En dat dat iets zegt maar ik niet goed weet wat. Dat we missen wat we als vanzelfsprekend zagen. En dat daar waarde in schuilt. In ruil. Als je verder wilt kijken. Voorbij het ongenoegen.

Dat de wereld op pauze staat. Dat we dromen over de tweede helft waarvan we de uitkomst niet weten. Dat de kat nog steeds languit in de zon ligt en dat er alweer kleine waterhoentjes zwemmen in de sloot. Dat er ontelbaar veel klaprozen in de berm groeien dit jaar. Dat de natuur onverstoorbaar is en ons niets lijkt na te dragen.

Dat we dat zien. En onthouden. Straks als het fluitsignaal weer klinkt. Dat het ook anders kan. En dat we daar nu het bewijs voor aan het verzamelen zijn.

maandag 11 mei 2020

Ehnem.. ik vind je lief

De achilleshiel van de moeder is haar kind. Je eigen geluk is van de ene op de andere dag met onzichtbare draden verbonden aan het geluk van dat kleine hoopje dat je in je armen houdt en je even naar adem doet happen. Slim bedacht door de natuur. Een ecologisch beloningssysteem waardoor één simpel lachje de eindeloze stroom poepluiers en voeden op onmenselijke tijdstippen snel doet vergeten én vergeven. 

Mijn zoon keek de eerste weken van zijn leven licht verbaasd en vooral slaperig de wereld in. Er kon geen lachje vanaf, wat ik ook probeerde. Kirren, lachen, zingen, hopsen, een vorsende blik was mijn deel. Ik raadpleegde boeken en vriendinnen om uit te vinden wanneer ik die eerste lach kon (en mocht) verwachten. Toen ik uiteindelijk de dokter om raad belde, lachte mijn kind dezelfde dag nog. En ik moet toegeven dat het grappig was. Achteraf

Zo rolden we door onze eerste jaren als moeder en zoon. Genietend en improviserend. Al doende leerden we elkaar beter kennen. Van piekeren soms naar pieken van geluk. De achilleshiel bleef en zou blijven. Maar wat maakt het uit. Hij begon met kletsen en mijn wereld barste uit haar voegen van plezier. De MAMA moest nog even wachten, BALLL en TITAAA (auto) kregen voorrang. Inmiddels staat mama onder favorieten in zijn woordenlijst.  Het gaat vooraf aan alles wat hij wil vertellen en dat is veel. Zoveel dat hij - nog heel klein - begon te haperen. Teveel woorden tegelijk willen zeggen. In hun verlangen uitgesproken te worden, buitelden ze over elkaar heen. Buiten adem, haperend, nog voor uitgesproken. Hoewel het me vertederde en ik me hier nou eens geen zorgen over maakte, adviseerde de juf van school een logopediste. 

Daar bleek algauw de bron van al dat gehaper. Zijn moeder! Au, ik wreef over mijn pijnlijke hiel. Terwijl ik mijn zoon moest voorlezen uit Dikkie Dik, had de expert het al gezien. Ik praatte veel te snel en gebruikte ik altijd zoveel woorden als ik met mijn zoon sprak? In gedachten zag ik mijn kind bedolven onder mijn eindeloze woordenstroom. De therapeut was streng. En ik oefende in LANG ZA MER praten tegen mijn kind. Tevergeefs. Algauw kletsten we weer eindeloos en schaterden voor het slapen gaan om de gekke taalvondsten van Dr. Seuss. 

Pepijn kan al een beetje lezen: woordjes zoals deze en deze
Maar papa is knapper, want papa kan deze

En dan vulde mijn zoon aan: expansievat en HEUPPROTHESE!

Bijna tien en het haperen is inmiddels verdwenen. Zijn woordenschat is van ontwapenende grootte. Hij wil nog steeds meer vertellen dan hij soms kan verwerken. Dan sluipt er een ehnem tussen de zinnen als een ruwhouten kraal.  Dan hoor ik de stem van de strenge logopediste in mijn hoofd en maak ik de ruimte vrij voor mijn zoon om zijn gedachten te vormen. Maar dat maakt niet uit. Zijn gedachten willen nog steeds sneller dan zijn woorden kunnen dragen. 

Ik besluit dat er al genoeg zorgen zijn voor moeders en ik geef toe aan de vertedering die ik voel bij elke ehnem. Ik lach, hij lacht terug. 


zondag 10 mei 2020

Meer dan goed

Klaarwakker, blijf ik toch in bed liggen. Beneden worden sinaasappels geperst en de ovendeur klapt open en dicht. Croissantjes, raad ik terwijl ik mijn bedlampje aandoe en een boek erbij pak. Tot de slaapkamerdeur opengaat. Een ontbijt op een blaadje gaat voorop. Door middelste gemaakt met hulp van jongste. Van oudste krijg ik een cadeau. Een boek waaruit blijkt hoe goed ze me kent. En kwastjes die ik laatst kwijt was. Kleine man heeft geknutseld. Een kaart met een hart of meer een hart met een kaart erop. "Voor de aller liefste mama"

Terwijl ik koffie drink, krult mijn rijkdom zich op ons bed. Een wirwar van benen en blonde haren. Ik kan het niet helpen om te denken hoe groot ze al zijn, maar ze passen nog steeds. Erop en ertussen met hier en daar een snauw als er een puntboog in de weg zit. Er worden geen zonnen meer op ruggen getekend maar ze hebben plaats gemaakt voor ander moois. En middelste wil nog steeds wel gekriebeld, in haar nek of nee daar, op haar rug, een klein stukje naar beneden nog, jaaaah! Ik tel.

Mijn eigen mama zag ik gisteren nog. We lachen extra om de afgelopen weken in te halen. Liefde reikt verder dan anderhalve meter. Met gemak. Maar ik zou zo graag mijn armen weer om haar heen slaan. En om mijn vader, wiens grijze haar een staart belooft te worden als we nog lang zo voorzichtig moeten leven. Als ook mijn schoonouders onverwacht voor het tuinhek staan, schuiven we de de stoelen en bank zo dat er voldoende afstand is. Met gemak. Gelukkig maar. We eten aardbeien-rabarber cake en denken ons andere tijden.

Terwijl ik de kruimels van ons dekbed veeg, verbaas ik me over geluk. Dat zich zelden laat vangen maar  op onverwachte momenten dicht tegen je aan komt zitten. Als een oude vertrouwde vriend. Je hoeft niets te zeggen. Het is meer dan goed. Temidden van al het ingewikkelds is er volop geluk. Het blijft niet binnen. Dwarrelt dwars door bedachte afstanden heen. Komt op je zitten als een witte vlinder waardoor je stil blijft zitten. Betoverd in het moment.

Je knijpt je ogen dicht tegen de zon. Eerder en later vervagen. Het is meer dan goed. Temidden van al het ingewikkelds.

donderdag 7 mei 2020

Wie schrijft

Wie schrijft die blijft. Deze zin hoor ik nu al een week in mijn hoofd. Tijdens het hardlopen, wanneer ik 's avonds een paar kaartjes op de bus doe en op de brug over het water mijmer, als ik kook, tijdens het lezen en wanneer ik niet kan slapen. De stem in mijn hoofd klinkt plechtig maar ook plagerig. Wie schrijft die blijft. Het ergert me een beetje. Want zo'n mooie zin vind ik het niet. Het was ooit een spreekwoord dat moest aansporen je boekhouding op orde te houden. Gaap.

Toch hoor ik het niet voor niets, weet ik. Sinds de wereld stil is gevallen, lijkt de stilte ook naar binnen te slaan. Gedachten die onuitgesproken blijven. Verlangen dat thuis blijft, haar vleugels voorzichtig opgevouwen. Daadkracht die zich verontschuldigt. Verwachting die zwijgt. De dagen rijgen aaneen. Met gemak. We hoeven niets en de scholen zijn dicht. Maar toch.

Wie schrijft die blijft.  Als mijn leven een boekhouding was, brachten mijn schrijfsels orde op zaken. Ze geven me houvast en geluk. Dan schrijf ik wat ik nog niet wist of begreep. Dan schrijf ik zinnen die ik van tevoren niet had kunnen bedenken. Als kleine cadeautjes.

Maar soms schrijf ik dus niet. Als het niet lukt. Als het niet wil. Als de stilte naar binnen slaat. En dan ineens die zin. Als uit het niets in mijn hoofd. Ik stel me eekhoorn voor, van Toon Tellegen, die het fluistert. Omdat hij het mist. Ook al weet hij niet goed wat missen is. Behalve dat het niet fijn is en plotseling zijn gedachten beheerst. Dus schrijft hij een brief:

Beste Eekhoorn,
Ik weet niet hoe het met mij gaat.
Jij? 

P.S. Schrijf je terug?

En dat doe ik dan.

Verhuisbericht

Mijn blog is verhuisd naar dagelijksedingen.blog Zie ik je daar?