De achilleshiel van de moeder is haar kind. Je eigen geluk is van de ene op de andere dag met onzichtbare draden verbonden aan het geluk van dat kleine hoopje dat je in je armen houdt en je even naar adem doet happen. Slim bedacht door de natuur. Een ecologisch beloningssysteem waardoor één simpel lachje de eindeloze stroom poepluiers en voeden op onmenselijke tijdstippen snel doet vergeten én vergeven.
Mijn zoon keek de eerste weken van zijn leven licht verbaasd en vooral slaperig de wereld in. Er kon geen lachje vanaf, wat ik ook probeerde. Kirren, lachen, zingen, hopsen, een vorsende blik was mijn deel. Ik raadpleegde boeken en vriendinnen om uit te vinden wanneer ik die eerste lach kon (en mocht) verwachten. Toen ik uiteindelijk de dokter om raad belde, lachte mijn kind dezelfde dag nog. En ik moet toegeven dat het grappig was. Achteraf.
Zo rolden we door onze eerste jaren als moeder en zoon. Genietend en improviserend. Al doende leerden we elkaar beter kennen. Van piekeren soms naar pieken van geluk. De achilleshiel bleef en zou blijven. Maar wat maakt het uit. Hij begon met kletsen en mijn wereld barste uit haar voegen van plezier. De MAMA moest nog even wachten, BALLL en TITAAA (auto) kregen voorrang. Inmiddels staat mama onder favorieten in zijn woordenlijst. Het gaat vooraf aan alles wat hij wil vertellen en dat is veel. Zoveel dat hij - nog heel klein - begon te haperen. Teveel woorden tegelijk willen zeggen. In hun verlangen uitgesproken te worden, buitelden ze over elkaar heen. Buiten adem, haperend, nog voor uitgesproken. Hoewel het me vertederde en ik me hier nou eens geen zorgen over maakte, adviseerde de juf van school een logopediste.
Daar bleek algauw de bron van al dat gehaper. Zijn moeder! Au, ik wreef over mijn pijnlijke hiel. Terwijl ik mijn zoon moest voorlezen uit Dikkie Dik, had de expert het al gezien. Ik praatte veel te snel en gebruikte ik altijd zoveel woorden als ik met mijn zoon sprak? In gedachten zag ik mijn kind bedolven onder mijn eindeloze woordenstroom. De therapeut was streng. En ik oefende in LANG ZA MER praten tegen mijn kind. Tevergeefs. Algauw kletsten we weer eindeloos en schaterden voor het slapen gaan om de gekke taalvondsten van Dr. Seuss.
Pepijn kan al een beetje lezen: woordjes zoals deze en deze
Maar papa is knapper, want papa kan deze
En dan vulde mijn zoon aan: expansievat en HEUPPROTHESE!
Bijna tien en het haperen is inmiddels verdwenen. Zijn woordenschat is van ontwapenende grootte. Hij wil nog steeds meer vertellen dan hij soms kan verwerken. Dan sluipt er een ehnem tussen de zinnen als een ruwhouten kraal. Dan hoor ik de stem van de strenge logopediste in mijn hoofd en maak ik de ruimte vrij voor mijn zoon om zijn gedachten te vormen. Maar dat maakt niet uit. Zijn gedachten willen nog steeds sneller dan zijn woorden kunnen dragen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten