vrijdag 17 juli 2020

Alles is familie

We zitten in de tent. Met meer dan past, maar dat is niet erg. Buiten is het weer op zijn Nederlandst en we houden elkaar warm rond de eettafel. Het gezelschap is een mengelmoes van huishoudens waarin de kinderen een rode draad proberen te ontdekken. Wat voelt als familie blijkt ingewikkelder dan we dachten. Tenminste als we er namen aan willen geven. We gaan van familie naar achter tot aangetrouwd en aangewaaid. Van warme kant naar koude kant en van bloed naar banden die zijn aangegaan en soms ook weer verbroken. 

J. trekt er een denkrimpel van: 'Dus jij bent eigenlijk niet mijn oom, maar A. en E. zijn wel mijn nichtjes?' Hij kijkt vragend naar mijn lief, die nu ook een denkrimpel trekt. Is hij zijn oom-recht verloren toen hij en de zus van de moeder van J. uit elkaar gingen? Ik probeer ondertussen te bedenken wat ík dan ben van J. terwijl hij op hetzelfde moment met bedenkelijke blik naar mijn zoon kijkt. 'Ben ik dan een halfneef van J. omdat hij ook een halfbroer van mijn nichtjes is?' De tafel kauwt even op het woordje half terwijl de halve neven elkaar beteuterd aankijken. 

Achtereenvolgens proberen we uit te leggen dat je 'achter' bent als de moeder van je neef de nicht van jouw moeder is. Dat zij dan geen tante is maar een achternicht. En dat M. dus zowel een achternichtje is van J. als van zijn moeder. Ook praten we over aangetrouwd en vertrouwd. En dat stief geen bloed is en dat er bloed nodig is voor half. Maar dat de liefde zich over het algemeen er weinig van aantrekt. 

Het regent kwartjes terwijl vaderskanten en moederskanten worden ontward, maar niet alles valt op zijn plek. Soms zijn er geen woorden voor banden die we wel voelen. Door gedeelde herinneringen, alle vakanties die we samen doorbrachten en vertrouwd zijn met elkaars mooie en mindere kanten. 'Jij voelt als mijn tante', vertrouwt oudste W. toe ook al ben je dat niet echt. Dat W. en ik ons al zussen voelen sinds we elkaar leerden kennen op ons 18e heeft hier vast mee te maken. En lief mag wat J. betreft zijn oom-rechten houden. We vervangen de halfjes en de stiefs en de achters voor vol en I. noemt ons haar gevonden familie. Aanwaai, maken we er lachend van.

Buiten klaart  het op. De tent kan weer open en de kinderen naar buiten. Dan steekt J. zijn hoofd nog even naar binnen voor een laatste vraag: 'Familie kies je toch eigenlijk?' Voordat ik antwoord kan geven, is hij alweer weg om  achter zijn neefjes en nichtjes aan te jagen op het natte gras.

Ik lach, knik en tel. 


vrijdag 3 juli 2020

Hé kleine meid

Je bent klein in de grote schommel. Voorzichtig zit je in het midden van de gevlochten mand. Je haren sluik. Als een donkere krans. Je ogen zijn te groot voor je gezicht. Het valt me op als ik je zie. Achterop de fiets bij je moeder. Maar meestal op het schoolplein voor. Ik kijk door het keukenraam en je springt mijn hart in.  

Hé kleine meid. Daar ben je weer. Samen met je moeder. Lang, sluik haar. Tenger. Ze drinkt bier uit een blikje - strong - dat ze naast een al leeg blikje zet als ze haar handen vrij maakt om je te duwen. Haar gedachten ergens anders. Daar ga je, hoog! Je maakt geen geluid en ik blijf staan om naar het verstilde tafereel te kijken. Ik hoop op je lach. Maar je kijkt naar de lucht, terwijl je moeder wegloopt en naast haar blikjes gaat zitten.

Hé kleine meid. Daar ben je weer. Deze week bijna elke dag. Samen met je vader. Als de school al uit is en de schommel vrij. Je lijkt nog wat kleiner. Nog geen vier en al zo geduldig. Hij houdt één hand onder zijn zwarte shirt. Een grote man. Tenger. Hij probeert recht te staan. Dan haalt hij een blikje onder zijn shirt en neemt een slok. Met zijn rug naar het schoolplein. Ik kijk naar de schaduw op zijn gezicht, maar hij ziet me niet. 

De andere kinderen op het plein komen niet dichterbij, alsof ze het voelen. Dan stopt hij het blikje weer weg en duwt hij je met zijn andere hand. Hoog! Hij probeert te lachen en zegt iets onhandig liefs. Te harde stem. Hij oefent een goede vader te zijn. Jij maakt geen geluid. Hij hoort het niet en gaat weer zitten. Dan klim je van de schommel en laat je je languit in het zand vallen. Een omgekeerde zand-engel, zonder vleugels want je armen liggen stil onder je hoofd. 

Hé kleine meid



Gedicht van Judith de Joode uit Het komt goed

Verhuisbericht

Mijn blog is verhuisd naar dagelijksedingen.blog Zie ik je daar?