'Wat?' kijk ik hem met verbaasde blik aan. Hoewel hij bijna sliep, had ik hem nog even verteld dat hij het boek Mijn ontelbare identiteiten móést - ík heb vele moesten - lezen. Op zijn nachtkastje lag het boek Fantoomgroei, dat ik deze week voor hem had gekocht, op zijn beurt te wachten.
'Je bent ook een onverbeterlijke zendeling', lacht hij, terwijl hij hardop telt hoeveel boeken hij allemaal nog van mij moet lezen.
'Je bent ook een onverbeterlijke zendeling', lacht hij, terwijl hij hardop telt hoeveel boeken hij allemaal nog van mij moet lezen.
'Oh, hee', stopt hij ineens met tellen.
'Mijn vingers zijn op.'
'Laten we het erop houden dat ik alle boeken moet lezen die jij hebt gelezen.'
'En dan heb ik het maar niet over films', mompelt hij er binnenmonds achteraan.
Ik draai me om, zodat hij niet ziet dat hij gelijk heeft.
Ik draai me om, zodat hij niet ziet dat hij gelijk heeft.
'Dan niet', probeer ik tijd te winnen.
'Als ik een zendeling ben, dan ben jij een verloren schaap', mompel ik in mijn kussen.
'Je leest mijn boeken nooit', gooi ik erachteraan.
Hij grinnikt.
Hij grinnikt.
'Echt wel', echoot hij onze middelste puberdochter na.
'Helemaal niet', echo ik terug.
Vijf minuten later slaapt hij. Mijn lief. Ik lig wakker en denk na. Misschien moet ik het wat meer doseren, dat zenden. Ik ben er even stil van. Dan bedenk ik dat de zondag zich van oudsher uitstekend leent voor zenden en dat ik zo af en toe best een zendblog kan schrijven dan. Bovendien doet mijn lief veel niet, maar mijn blogs leest hij altijd.