Het treinstation van Zandvoort. Ik sta er om een collega op te halen. Werkbespreking op het strand en een uur te vroeg... "Geeft niks", appt J. "Ik spring nu op de fiets en ben binnen een kwartiertje bij je." Ik parkeer de auto en loop in de zon het station op.
Dat is lang geleden. Meer dan twintig jaar. Mijn voetstappen moeten nog in de stenen staan, zo vaak heb ik hier gelopen. Zomers, naar het strand met vriendinnen. Ik knijp mijn ogen dicht, ga op het bankje zitten en denk aan mijn eerste liefde. Met hem liep ik hier. Toen het net... Het staat me ineens weer zo helder voor ogen. Ik voel de
straalverliefdheid en
het geluk dat niet op kon die dag.
Eerste liefde zag ik voor het eerst op de foto. Een zwart-witte waarop hij aanstekelijk lachte en zijn haar in een staart droeg. Hij had de strandzesdaagse gelopen met mijn broer. Ik werd verliefd zonder hem te hebben gesproken. Op een feestje ontdekte ik dat hij zijn haren had geknipt maar zijn stem en ogen maakten dat goed.
Ik viel als een blok en zette hem erop. Hij fotografeerde en was zo volwassen dat ik me geen illusies maakte, maar kletsen kon altijd. En er was genoeg te kletsen en te lachen.
Dat bleek ook toen we met een grote groep vrienden op skivakantie gingen. Wat was hij leuk! Maar op dat blok en ik als een kat in de boom. Terwijl ik hem vanachter mijn zonnebril bespiedde was ik
hopeloos verloren. Hij zocht mijn gezelschap, maakte grapjes, zei lieve dingen maar ik wilde het niet geloven. Tot na de vakantie op alweer een feestje en hij naar me toe kwam met een cadeau. Een shirt van mijn favoriete band, maar... Met zijn aanstekelijk lach en zijn hoofd schuin vroeg hij of dan nu eindelijk het kwartje bij me was gevallen.
Eindelijk! We kusten onder een viaduct waar treinen voorbij denderden.
Hij wilde afspreken. En een dag later liepen we door Zandvoort.
Hand in hand, haarscherp elk detail in me opnemend alsof ik het voor later wilde bewaren. Onze knieën tegen elkaar in het café, kussen in de eerste klas-coupé, eten in Haarlem en verder kussen op het Centraal Station. Het was aan en A. werd mijn eerste echte liefde. Die volwassen fotograaf in de stad met dat meisje uit Noord. Hij veroverde mijn hart, liet me de wereld door zijn ogen zien en bleef wel een beetje op dat verdomde blok. Hoelang het duurde, ben ik vergeten maar tenminste een hele zomer. Waarin we door de stad wandelden als hij me af kwam halen van de tekenopleiding die ik net was begonnen. Waarin ik een ringetje kreeg uit Parijs met een Yin en een Yang. Waarin ik alle meubels in zijn huis een andere plek gaf om te laten zien hoezeer ik ondersteboven van hem was en gele post-its door zijn hele huis verstopte met lieve teksten.
Hij maakte me zo gelukkig dat ik er niet in kon geloven.
Niet nu al de ware. En al dat andere prinsenspul dan? Mijn vlinders raakten verward, ik onzeker. Nooit eerder had ik een relatie gehad, hoe het werkte, geen idee.
Eindeloos kussen, dat wilde ik. We kregen ruzie om niets, schreven brieven en keerden terug naar het strand, maar het hield op. De relatie. De liefde niet meteen. Zoals hoort bij een eerste echte liefde.
Toen ik op zoek ging naar ander prinsenspul, verloor A. zijn hart aan de moeder van zijn kinderen. We zagen elkaar nog wel eens en op mijn vrijgezellendag zette hij me in zijn studio op de foto. Terwijl ik honderduit kletste, lachte hij zijn aanstekelijke lach en constateerde: "De dromer en de kletskous, een combinatie die wel moest mislukken."
Maar gelukkig pas na die onvergetelijke zomer.
Herinneringen werken raar, maar dit liedje hoort voor altijd bij mijn eerste liefde.