Zoals ik al een keer schreef, had mijn lieve tante A. er een pot voor. Die stond op tafel met een pen en papier binnen handbereik zodat ze alle grappige, lieve en wijze uitspraken van haar kleinkinderen kon vangen en bewaren. Inmiddels zijn haar kleinkinderen groot en haar geheugen warrig, maar ik stel me voor dat de zinnen op de papiertjes nog steeds een glimlach op haar gezicht brengen.
Ik heb geen pot. Maar ook geen goed geheugen. De uitspraken van mijn kinderen zijn willekeurig vastgelegd in rondslingerende schriftjes, in app-berichtjes en af en toe een blog. Jammer van die geen pot, want nu ze ouder worden is het als met die andere pot. Die pot met bonen, liefde en seks. Die hier overigens ook niet staat. Maar ik dwaal af.
Middelste is een stille wateren diepe gronden. Dat laatste veronderstel ik, maar weet ik niet goed vanwege het eerste. Toen ze kleiner was, bevolkten dromen haar hoofd, dat zag ik in haar ogen. Veel erover vertellen deed ze niet. Ze sprak met oneindig veel kusjes en knuffels. Nu ze groter is, weet ik nog altijd niet wat er allemaal in haar hoofd omgaat. Gesprekken aan tafel voeren we vaak zonder haar. Genoeg aan zichzelf, genietend van het eten, haakt ze pas in als vier paar ogen haar verwachtingsvol aankijken. Met een lichte weerstand - "Wat?" - en klaar om weer snel terug in haar hoofd te gaan. Niks ergs, behalve dan dat mijn nieuwsgierige aard het niet altijd aankan. Wat denk je dan. Wat voel je dan. Hoe was het dan. Zucht. Gewoon, hoor ik haar zeggen. Bij het naar bed brengen, begint ze meestal wel te vertellen, geholpen door de vraag van de dag. Dan geniet ik van haar kijk op de wereld, haar eenvoudige oplossingen voor schijnbaar ingewikkelde zaken en haar grote hart. Deze week vertelde haar moeder me tijdens de avondvierdaagse dat ze E. had gevraagd of ze gelukkig was. Haar antwoord mag in de denkbeeldige pot: "Natuurlijk mam, ik weet toch niet hoe het is om ongelukkig te zijn."
Het papiertje valt tussen de talloze uitspraken van haar broer, beter bekend als spraakwater. Zo wilde hij woensdag per se mee met beste vriend T. omdat de poes daar een nest heeft. "En vandaag krijgen de kittens ogen, mama!"
Pot!
Als hij last heeft van rode bultjes op zijn arm en ik denk dat het geen mug maar een allergische reactie is, verklaart hij - met zijn ogen rollend dat het vast weer die huismijnen zijn. Waarop oudste droog opmerkt of hij die beestjes in huis bedoelt, die ontploffen als je erop gaat staan.
Pot!
Of vanmiddag, toen hij hoorde dat iemand die we kennen ziek is:
"Ben jij ook nog steeds ziek, mama?" (verbaasde blik terwijl ik hem dagelijks van school haal).
"Ik ben inderdaad nog niet aan het werk", antwoord ik.
"Geen zin", concludeert hij terwijl hij een begripvolle arm om mijn schouders legt.
"Nou", lach ik terwijl ik hem probeer uit te leggen dat het anders zit.
Hij luistert, knikt begripvol en zegt zijn lieve "ooh".
Dan is hij er even stil van.
"Hoofdpijn en duizelig", vat hij mijn omslachtige verhaal samen met woorden die uit de lucht komen vallen.
Ik knik en begrijp dat hij er net zo weinig van heeft begrepen als ik.
"Maar niet ongelukkig", grinnik ik zachtjes.
Spraakwater is alweer verdiept in de achterkant van de Donald Duck.
Pot! Als ik er toch een zou hebben...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten