Maandag en mijn klas is leeg. De meiden zijn bij hun moeder dus kleine grote man heeft privé-les. Al mijn aandacht voor hem alleen. Hij kijkt bedenkelijk en ik neem me voor deze week het tellen tot tien onder de knie te krijgen. Eerst maar eens koffie met alle nieuwe taalregels en -categorieën die mijn zoon beter kent dan deze Drs. in de Nederlandse Taal- en Letterkunde. We rollen de dag door en zijn klaar als vriendin W. voor de deur staat. We gaan wandelen en bijkletsen op anderhalve meter afstand. Raar, concluderen we als we over de smalle brug weer naar huis lopen. "Ik voel een afstand", grapt W. "Ik ben gewoon sneller", pest ik. Kleine man vindt onze wandeling vooral saai en is dan ook blij als hij vriendje S. in de wijk tegenkomt. "Spelen?" De zon schijnt en het zou bijna een gewone dag kunnen zijn. Maar vriendin W. neemt afscheid zonder kussen. We zwaaien ons vrolijkste zwaai. Op de mat een kaartje van J. Geluk in de vorm van een envelop.
Dinsdagochtend vervallen de lessen. De wifi werkt niet en alle papieren zinnen en sommen zijn al gemaakt. Er kan nog in het corona-dagboek worden geschreven maar de blik van mijn enige leerling spreekt boekdelen. We keren de dag om, inhalen komt later. En terwijl jongste zich met een indianenkreet op de Switch stort, heb ik tijd om boodschappen te halen. Meteen ook voor de allerliefste ouders en schoonouders. De mijne zijn al twee weken ziek en thuis en de zijne heb ik gevraagd zoveel mogelijk uit de winkels te blijven. Als ik weer thuis ben, ligt er een pakketje voor me. Vrolijke zeepbakjes van Foekje Fleur. Valt er nog wat te lachen tijdens het eindeloze handen wassen. De middag verdwaalt in rekentrucjes die ik nog niet kende en nog meer staartdelingen. Je zou er een staart van krijgen, is zelfs jongste het met me eens. Van al zijn gapen kunnen we inmiddels een ingewikkelde keersom maken.
Woensdag komt N. ons huis stofvrij maken. "Veeg je meteen ook alle zorgen naar buiten?", vraag ik op veilige afstand. Ze lacht haar geruststellende lach en gooit alle ramen open. De klas verhuist een verdieping lager. Na de lessen is er limonade in de tuin. Vriendje T. komt spelen. De juf is vrij. Mooi, want ik moet nog zoveel regelen deze week. Zucht. Oh nee, 1... 2... 3... Dan gaat mijn telefoon met een vraag waar ik over na moet denken. We rollen sushi en verwennen de poes met de overgebleven stukjes zalm. Alweer een bijna gewone dag. We stappen doodmoe onze bedden in, gelukkig is het hotelbedden-dag dankzij N.
Vandaag. Donderdag. Ofwel geen vrijdag. Ik verbeter mezelf na een verbaasde blik van mijn zoon. Ik ben trots op mijn kletskous hoe makkelijk hij zich heeft aangepast en geef hem een kus. Ineens herinnert hij zich de anderhalve meter afstand-regel. "Te laat," grinnik ik. We fietsen naar de bakker en weer terug, we sporten met Nathan van Wie is de Mol en ik stel mijn eigen hardlooprondje nog even uit. Ik moet nog steeds van alles regelen maar de bel gaat. Een doos vol lekkers van Support Your Locals. Als alle boodschappen zijn uitgepakt, kijk ik op ons schema voor vandaag. Zucht. Als de kleine man niet kijkt, krabbel ik snel iets tussen de regels door:
DUTJE IN HET ZONNETJE (MAMA)
Morgen weer een dag. Zaterdag. En dan bedoel ik dus vrijdag. Dat. Dus. En als je die twee samenvoegt heb je een DUT.
Kattenstrategie in Coronatijd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten