Mooi thema deze boekenweek: de moeder. Er bestaat volgens mij geen mooier woord (sorry vaders!) dan moeder of mama. Niks meer aan doen. Zou je denken. Maar stichting CPNB niet. Die gaf er een draai aan met de klinkende zin 'de moeder de vrouw'. Naar een gedicht van Martinus Nijhoff uit 1934 waarin de moeder centraal staat, aan het roer van het schip dat de dichter over de Waal ziet varen. Bedoeld als ode, legt de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek op hun site uit, geschrokken van de ophef die er ontstond. Het gaat ze immers om de sterke vrouw, niet die achter het fornuis alsof het een het ander zou uitsluiten. Verbaasd zijn ze ook. Want de keuze om een man over 'de moeder de vrouw' het boekenweekessay te laten schrijven, getuigt juist van emancipatie. Want, dat hij een man is, heeft ze er niet van weerhouden voor hem te kiezen. Dapper hoor. En daar hield het niet bij op, want ook voor het boekenweekgeschenk lieten ze hun oog vallen op een man, Jan Siebelink, waar ze het in hun verdediging verder maar niet over hebben. Verstandig. Want wat kun je daar voor zinnigs over zeggen, behalve dat het misschien grappig is dat het boekenweekgeschenk 'Jas van Belofte' door de stichting wordt aangeprezen als een ode aan een vriendschap, aan een vader, aan het schrijven.
Een zin als 'de moeder de vrouw' doet me niet denken aan Martinus Nijhoff. Wel aan moeder de gans, andere tijden, schorten en de geur van doorgekookte spruitjes. Heb ik niet lang over nagedacht, dat zijn gewoon de eerste gedachten die bij me opkomen. Niet prettig. Niet inspirerend. Niet van deze tijd. En aan de ophef te zien, ben ik niet de enige. Die verbaasde me dan ook niet. Wat me wel verbaast, is de verbazing van een Stichting die een brede taak als heel Nederland aan het lezen krijgen zo beperkt heeft opgepakt.
Zaten ze in een ivoren toren toen ze deze zin bedachten als paraplu voor de boekenweek? Waren er ook moeders de vrouwen bij? Zou niemand zin hebben gehad - na een lange brainstorm - de nog langere wenteltrappen naar beneden te nemen om even hun neus naar buiten te steken? Even met hun voeten tussen de mensen te staan waarvoor... Zouden ze wel even gedacht hebben aan de mensen waarvoor... De mannen en de vrouwen. De vaders en de moeders. De jongens en de meisjes. De zonen en de dochters. Of klopten ze elkaar al tevreden op de schouder? In hun nopjes? Nu alleen nog de schone taak een schrijfster te kiezen die - misschien wel onderbelicht in eerdere boekenweken - deze keer volop in het spotlicht kon staan. En hebben ze toen moeten erkennen dat schrijvers nu eenmaal... Ja, dat dat het toppunt van emancipatie zou zijn. Waar je ook meteen aan moet denken als we het hebben over 'de moeder de vrouw'.
Mooi thema deze boekenweek: de moeder. Niks meer aan doen. Zou je denken. Maar vanuit ivoren torens kijk je nu eenmaal anders naar de wereld die je aan je voeten denkt.
Over de liefde en mijn liefsten. Over mijn hoofd en mijn hart. Over koffie en brieven. Over chasing dreams. Over gewone dingen die buitengewoon zijn. En over kindness, kussen en kniesoren.
woensdag 27 maart 2019
vrijdag 22 maart 2019
God damn it, you've got to be kind
Tsja, wat moet je schrijven na zo'n week. Een week waarin een man met een geweer het leven van anderen nam. Zomaar op klaarlichte dag. In de tram. Drie mensen stierven ter plekke. Zeven mensen raakten gewond, waarvan drie mensen zwaar gewond. Een man met een geweer ontnam een jonge vrouw van 19 en een jonge man van 28 te ontdekken wat het leven hen nog allemaal brengen zou. Een man met een geweer ontnam drie kinderen hun vader. Met zijn daad bracht hij de nabestaanden een verdriet dat nauwelijks te dragen is. En waarom? Een vraag die geen bevredigend antwoord kent. Uit geloofsovertuiging? Welk geloof valt hiermee te rijmen? Uit eerwraak? Waar is de eer? Uit gekte? Vast. Uit haat? Zeker. Het verdriet wordt er niet minder om. Het voelt rauwer nog.
Troost halen we niet bij de dader, bij zijn waarom, bij zijn haat, bij zijn zwart wit denken dat allang zwart was. Hij mag voor altijd zwijgen en pas weer spreken als het woorden van diep berouw zijn.
Troost halen we uit ons ongeloof. De bloemen op het plein en de tranen die vallen. De stille tocht, barmhartigheid en liefde. In Nederland. Maar ook in Nieuw-Zeeland waar een week eerder een man met een geweer... Het was niet de eerste keer en waarschijnlijk ook niet de laatste keer. Maar mocht je denken dat woede het antwoord is dan heb je ongelijk. Denk ik.
Laat kindness je antwoord zijn. Be kind voor de ander. Be kind in je mening. Be kind in je keuzes. Be kind in je daden. In De Correspondent las ik vandaag een mooie quote uit de roman God Bless You, Mr. Rosewater van Kurt Vonnegut:
Hello babies. Welcome to Earth. It's hot in the summer and cold in the winter. It's round and wet and crowded. At the outside, babies, you've got about a hundred years here. There's only one rule that I know of , babies - God damn it, you've got to be kind.
Troost halen we niet bij de dader, bij zijn waarom, bij zijn haat, bij zijn zwart wit denken dat allang zwart was. Hij mag voor altijd zwijgen en pas weer spreken als het woorden van diep berouw zijn.
Troost halen we uit ons ongeloof. De bloemen op het plein en de tranen die vallen. De stille tocht, barmhartigheid en liefde. In Nederland. Maar ook in Nieuw-Zeeland waar een week eerder een man met een geweer... Het was niet de eerste keer en waarschijnlijk ook niet de laatste keer. Maar mocht je denken dat woede het antwoord is dan heb je ongelijk. Denk ik.
Laat kindness je antwoord zijn. Be kind voor de ander. Be kind in je mening. Be kind in je keuzes. Be kind in je daden. In De Correspondent las ik vandaag een mooie quote uit de roman God Bless You, Mr. Rosewater van Kurt Vonnegut:
Hello babies. Welcome to Earth. It's hot in the summer and cold in the winter. It's round and wet and crowded. At the outside, babies, you've got about a hundred years here. There's only one rule that I know of , babies - God damn it, you've got to be kind.
woensdag 20 maart 2019
Stemwijs en spaghetti-armen
Terwijl oudste de stemwijzer doet aan de keukentafel, spring ik onder de douche. Het liefst was ik naast haar blijven zitten omdat ik nieuwsgierig ben naar haar antwoorden. Maar na haar eerste twee keuzes op mijn lip te hebben gebeten, maak ik me uit de voeten. Ik ben haar Pina niet haar stemwijzer. Als ik beneden kom, heeft ze de uitslag nog op het scherm staan. Groen Links met stip op 1. Ik glunder achter mijn espresso. De dag kan beginnen.
Ik breng kleine man naar school.Voor hem is het geen stemdag maar prikdag. Vandaag krijgt hij als achtjarige de negenjarige-prik die al een tijdje boven zijn hoofd hangt als het zwaard van Damocles. Beste vriend T. kreeg hem vorig jaar en sindsdien maakt deze prik deel uit van hun horror-verhalen. Tel daarbij op dat hij ooit meeging toen zijn zussen een prik moesten halen en hij herinnert zich nog levendig het gillen dat hij daar hoorde in de sporthal...
Kortom, de Efteling en Clash of Clans zijn naar de achtergrond verschoven en we hebben het al een paar weken over de prik. Ook ik hoop inmiddels dat we het snel achter de rug hebben. Maar eerst stemmen. Ik ben niet de enige. Vriendin W. doet nog snel de stemwijzer (Christen Unie tot haar afgrijzen!) en vriendin T. meldt opgelucht dat stemwijzer het eens is met haar voornemen op Groen Links te stemmen. Bij vriendin W. doemt nu ook Code Oranje op, waar we alledrie nog nooit van hebben gehoord. Je mag het zelf weten hoor, app ik ter geruststelling.
Het is een dag van ontroering. Want wat is alles toch goed geregeld in Nederland. De wegwijzers naar het stemhokje, de vier aardige vrijwilligers die me nog net niet in het hokje zetten. En als ik met kleine man ga prikken, kunnen we ook niet om de GGD-borden heen. Er staat een kleine file die door een man in een oranje hesje vriendelijk lachend in goede banen wordt geleid. We mogen gratis parkeren en volgen daarna nog meer GGD-bordjes tot we bij een lange rij vol negen- en dertien-jarigen komen met ouders. Kleine man heeft inmiddels bijna geen kleur meer op zijn wangen en hij probeert zijn angst met woorden te bezweren. Eenmaal binnen mogen we van een vriendelijke vrijwilliger lopen naar een andere vriendelijke vrijwilliger die een groene klaar-over in de lucht gestoken heeft. Tussen twee zusters in legt kleine man nog maar eens uit dat hij zenuwachtig is. Ze stellen hem met stralende glimlachen gerust en vragen hem spaghetti-armen te maken. Tegen de tijd dat hij begrijpt wat ze daarmee bedoelen, zijn beide prikken al gezet. Klaar!
Maar het onderwerp van gesprek nog niet. Want dat viel mee. Hij had niks gevoeld. Nou ja bijna niks. Na een ijsje bij IJskoud de Beste waarschuwt hij thuis kat Teigermuis wel een beetje voorzichtig te zijn met zijn linkerarm. Want die voelt een beetje stijf. De kat houdt haar hoofd schuin en gaapt.
Als we deze enerverende dag afsluiten met oma bij Kannibalen en Paradijsvogels wil hij er nog één ding over zeggen: "Oma, de prikken voelden als citroenen op mijn huid." We knikken en ik denk hem stiekem een schrijver als hij groot is. Of beroeps-ouwehoer.
Ik breng kleine man naar school.Voor hem is het geen stemdag maar prikdag. Vandaag krijgt hij als achtjarige de negenjarige-prik die al een tijdje boven zijn hoofd hangt als het zwaard van Damocles. Beste vriend T. kreeg hem vorig jaar en sindsdien maakt deze prik deel uit van hun horror-verhalen. Tel daarbij op dat hij ooit meeging toen zijn zussen een prik moesten halen en hij herinnert zich nog levendig het gillen dat hij daar hoorde in de sporthal...
Kortom, de Efteling en Clash of Clans zijn naar de achtergrond verschoven en we hebben het al een paar weken over de prik. Ook ik hoop inmiddels dat we het snel achter de rug hebben. Maar eerst stemmen. Ik ben niet de enige. Vriendin W. doet nog snel de stemwijzer (Christen Unie tot haar afgrijzen!) en vriendin T. meldt opgelucht dat stemwijzer het eens is met haar voornemen op Groen Links te stemmen. Bij vriendin W. doemt nu ook Code Oranje op, waar we alledrie nog nooit van hebben gehoord. Je mag het zelf weten hoor, app ik ter geruststelling.
Het is een dag van ontroering. Want wat is alles toch goed geregeld in Nederland. De wegwijzers naar het stemhokje, de vier aardige vrijwilligers die me nog net niet in het hokje zetten. En als ik met kleine man ga prikken, kunnen we ook niet om de GGD-borden heen. Er staat een kleine file die door een man in een oranje hesje vriendelijk lachend in goede banen wordt geleid. We mogen gratis parkeren en volgen daarna nog meer GGD-bordjes tot we bij een lange rij vol negen- en dertien-jarigen komen met ouders. Kleine man heeft inmiddels bijna geen kleur meer op zijn wangen en hij probeert zijn angst met woorden te bezweren. Eenmaal binnen mogen we van een vriendelijke vrijwilliger lopen naar een andere vriendelijke vrijwilliger die een groene klaar-over in de lucht gestoken heeft. Tussen twee zusters in legt kleine man nog maar eens uit dat hij zenuwachtig is. Ze stellen hem met stralende glimlachen gerust en vragen hem spaghetti-armen te maken. Tegen de tijd dat hij begrijpt wat ze daarmee bedoelen, zijn beide prikken al gezet. Klaar!
Maar het onderwerp van gesprek nog niet. Want dat viel mee. Hij had niks gevoeld. Nou ja bijna niks. Na een ijsje bij IJskoud de Beste waarschuwt hij thuis kat Teigermuis wel een beetje voorzichtig te zijn met zijn linkerarm. Want die voelt een beetje stijf. De kat houdt haar hoofd schuin en gaapt.
Als we deze enerverende dag afsluiten met oma bij Kannibalen en Paradijsvogels wil hij er nog één ding over zeggen: "Oma, de prikken voelden als citroenen op mijn huid." We knikken en ik denk hem stiekem een schrijver als hij groot is. Of beroeps-ouwehoer.
Stem wijs!
vrijdag 15 maart 2019
Mogelijk
Grote kleine man is vrij. De leraren van zijn school staken. Eigenlijk zouden we er ook moeten staan, maar J. vond de klimaatmars wel even genoeg. In gedachten dus en met iets van lichte schaamte sta ik achter ze, al die hardwerkende leerkrachten die alle dagen van de doordeweekse week onze kinderen onderwijzen. Dat ze gehoord mogen worden, minder bureaucratie en hogere salarissen. Dat het onderwijs een betere plek mag worden. Voor iedereen die er werkt. En voor onze kinderen. Dat straks ook een deel van die kinderen het onderwijs in wil en kan. Gek eigenlijk dat er waarschijnlijk niemand is die het belang van goed onderwijs niet onderschrijft en toch... genoeg reden om de straat op te gaan.
Grote kleine man bouwt een achtbaan, van houten knikkerbaan- en treinspoor-delen. Later wordt hij misschien wel achtbanen-bedenker van onmogelijke achtbanen. Die gaan dan wel duizend kilometer per uur. Voor mensen die dat durven. Eerst mogen de knikkers oefenen. Op een niet zo onmogelijke achtbaan. Tikkend rollen ze zigzaggend door de houten geultjes. Het klinkt gezellig. Over de achtbaan heen stap ik voorzichtig naar de Sonos-geluidbox om ons favoriete nummer van dit moment harder te zetten: "Dont stop me now" van Queen.
"Als ik dit nummer hoor, denk ik dat ik alles kan", vertelt mijn achtjarige.
Ik knik: "Dat heb ik ook."
Terwijl de knikkers opnieuw aan de niet zo onmogelijke afdaling beginnen, komt er een gedachte op in de achtbanen-bedenker:
"Misschien was ik wel Freddy. In een vorig leven."
"Tja", twijfel ik hardop, "als je gelooft in reïncarnatie."
We zijn er even stil van.
"Als dat zo is, ontdekken we binnenkort wel jouw talent in de muziekschool."
"Ja", antwoord de gereïncarneerde Freddy afwezig.
"Misschien was je vader wel Freddy in een vorig leven."
Maar dat kan natuurlijk niet, wijst mijn zoon me terecht: "Papa heeft hem nog live zien optreden."
"Oh ja." Om te reïncarneren moeten dood en geboorte wel op logische volgorde plaatsvinden.
Terwijl J. aan een uitbreiding van de achtbaan bouwt, bedenkt hij alvast een naam voor de achtbaan die hij later gaat bedenken: Queen. Ik vind het een goed idee en kan het niet helpen een beetje te smelten bij de aanblik van vandaag.
"J. weet je dat ik heel veel van je hou?"
"Oke."
"Hou je ook veel van mij?"
"Ja, maar ik ben nu even bezig met mijn achtbaan."
Talent moet je niet teveel in de weg zitten. Net als dromen. Zaadjes zijn het. Van mogelijke bloemen. In alle mogelijke kleuren. In alle mogelijke maten. Van beroemde zanger tot achtbaan-bedenker of misschien wel leraar. Met het juiste zetje is niks onmogelijk. Toch? Behalve dan dat ik ooit in die onmogelijke Queen-achtbaan stap.
Grote kleine man bouwt een achtbaan, van houten knikkerbaan- en treinspoor-delen. Later wordt hij misschien wel achtbanen-bedenker van onmogelijke achtbanen. Die gaan dan wel duizend kilometer per uur. Voor mensen die dat durven. Eerst mogen de knikkers oefenen. Op een niet zo onmogelijke achtbaan. Tikkend rollen ze zigzaggend door de houten geultjes. Het klinkt gezellig. Over de achtbaan heen stap ik voorzichtig naar de Sonos-geluidbox om ons favoriete nummer van dit moment harder te zetten: "Dont stop me now" van Queen.
"Als ik dit nummer hoor, denk ik dat ik alles kan", vertelt mijn achtjarige.
Ik knik: "Dat heb ik ook."
Terwijl de knikkers opnieuw aan de niet zo onmogelijke afdaling beginnen, komt er een gedachte op in de achtbanen-bedenker:
"Misschien was ik wel Freddy. In een vorig leven."
"Tja", twijfel ik hardop, "als je gelooft in reïncarnatie."
We zijn er even stil van.
"Als dat zo is, ontdekken we binnenkort wel jouw talent in de muziekschool."
"Ja", antwoord de gereïncarneerde Freddy afwezig.
"Misschien was je vader wel Freddy in een vorig leven."
Maar dat kan natuurlijk niet, wijst mijn zoon me terecht: "Papa heeft hem nog live zien optreden."
"Oh ja." Om te reïncarneren moeten dood en geboorte wel op logische volgorde plaatsvinden.
Terwijl J. aan een uitbreiding van de achtbaan bouwt, bedenkt hij alvast een naam voor de achtbaan die hij later gaat bedenken: Queen. Ik vind het een goed idee en kan het niet helpen een beetje te smelten bij de aanblik van vandaag.
"J. weet je dat ik heel veel van je hou?"
"Oke."
"Hou je ook veel van mij?"
"Ja, maar ik ben nu even bezig met mijn achtbaan."
Talent moet je niet teveel in de weg zitten. Net als dromen. Zaadjes zijn het. Van mogelijke bloemen. In alle mogelijke kleuren. In alle mogelijke maten. Van beroemde zanger tot achtbaan-bedenker of misschien wel leraar. Met het juiste zetje is niks onmogelijk. Toch? Behalve dan dat ik ooit in die onmogelijke Queen-achtbaan stap.
I'm a shooting star, leaping through the sky
Like a tiger defying the laws of gravity
I'm a racing car, passing by like Lady Godiva
I'm gonna go, go, go
There's no stopping me
zondag 10 maart 2019
Wij komen ook
Lopen jullie mee? Ik deel de oproep om mee te doen met de Klimaatmars met mijn vriendinnen in WhatsApp. Vriendin I. tikt jolig dat ze al meeloopt met de Schoorl run, vriendin T. kan niet zo goed lopen vanwege haar rug en vriendin W. moet werken. Vriendinnen A. en D. doen er het zwijgen toe en de oproep verdwijnt al snel uit het scherm door nieuwe berichtjes en foto's van gevallen sneeuw die we ondanks de winter toch niet hadden verwacht. Mooi. Een paar weken later delen we onze vreugde over de lente die lijkt aangebroken en hoe warm het is in het zonnetje. Vreemd.
Oudste wil wel meelopen de 10e. Dan gaat ze niet spijbelen van school, want dat komt eigenlijk niet goed uit. En haar vrienden zijn er eigenlijk ook niet zo mee bezig, dus dan zou ze alleen moeten gaan. We spreken af dat we met het gezin gaan lopen. Tenminste als mama het ook goed vindt, want daar zijn ze op de dag van de Klimaatmars. Middelste vindt het prima. Ze hoeft er niet over na te denken, natuurlijk wil ze meelopen voor het klimaat. Dat was een paar weken geleden. Vrijdag vraag ik het voor de zekerheid nog even: "lopen jullie mee?" Vergeten, allebei. Maar als het lukt met huiswerk en mama dan zijn ze erbij hoor. Fijn, zeg ik en spreek af dat ze zaterdag laten weten wat ze doen. Ze knikken en laten de hele zaterdag niets van zich horen.
Wist je dat mensen met de grootste ecologische voetafdruk zich ook de meeste zorgen maken over het klimaat, vertelt mijn lief nadat hij heeft gevraagd hoe laat de mars begint. Ik wist het niet en denk aan de twee auto's die we voor de deur hebben staan. "Dus gaan we straks met de auto?", grapt lief. Ik grinnik, afwezig. Als ik dit weetje deel met vriendin D. antwoordt ze dat ze daarom besloten heeft zich geen zorgen meer te maken. Als ze het al deed. Als ik het al deed. Want zou ik dan nog kleine man met de auto naar basketbal brengen? Zou ik dan iedere keer als ik in de supermarkt sta ontdekken dat ik de netjes die ik kocht om groente en fruit in te doen alweer ben vergeten? Zou ik dan plannetjes maken om met mijn moeder naar Porto te vliegen?
Het is best makkelijk om het veranderende klimaat ver weg van mijn bed te denken. Toch voel ik ongemak. Omdat ik weet wat in mijn dagelijks leven misschien nog niet zichtbaar of voelbaar is, behalve dan die onverwachte zomerse dag in februari, er wel is. Ik lees de krant. Ik volg het nieuws. Het raakt me als ik duizenden jongeren de straat op zie gaan voor hun toekomst. Ik wil achter ze gaan staan omdat we niet genoeg voor ze zijn gaan staan. Ik vind de Klimaatmars belangrijk. Ik wil erbij zijn. Niet omdat ik de braafste leerling van de klas ben, maar omdat ik weet dat het anders kan. Moet. Ook al weet ik niet goed hoe. Ik weet dat een betere wereld begint bij mezelf. Maar ik geloof dat we samen sterker staan. Samen meer weten en samen meer kunnen bereiken.
Oudste appt: Gaan jullie nog lopen?
Ik app terug: Ja!
Oudste: Wij komen ook. Hoe gaan jullie?
Niet met de auto, grinnik ik zachtjes.
Oudste wil wel meelopen de 10e. Dan gaat ze niet spijbelen van school, want dat komt eigenlijk niet goed uit. En haar vrienden zijn er eigenlijk ook niet zo mee bezig, dus dan zou ze alleen moeten gaan. We spreken af dat we met het gezin gaan lopen. Tenminste als mama het ook goed vindt, want daar zijn ze op de dag van de Klimaatmars. Middelste vindt het prima. Ze hoeft er niet over na te denken, natuurlijk wil ze meelopen voor het klimaat. Dat was een paar weken geleden. Vrijdag vraag ik het voor de zekerheid nog even: "lopen jullie mee?" Vergeten, allebei. Maar als het lukt met huiswerk en mama dan zijn ze erbij hoor. Fijn, zeg ik en spreek af dat ze zaterdag laten weten wat ze doen. Ze knikken en laten de hele zaterdag niets van zich horen.
Wist je dat mensen met de grootste ecologische voetafdruk zich ook de meeste zorgen maken over het klimaat, vertelt mijn lief nadat hij heeft gevraagd hoe laat de mars begint. Ik wist het niet en denk aan de twee auto's die we voor de deur hebben staan. "Dus gaan we straks met de auto?", grapt lief. Ik grinnik, afwezig. Als ik dit weetje deel met vriendin D. antwoordt ze dat ze daarom besloten heeft zich geen zorgen meer te maken. Als ze het al deed. Als ik het al deed. Want zou ik dan nog kleine man met de auto naar basketbal brengen? Zou ik dan iedere keer als ik in de supermarkt sta ontdekken dat ik de netjes die ik kocht om groente en fruit in te doen alweer ben vergeten? Zou ik dan plannetjes maken om met mijn moeder naar Porto te vliegen?
Het is best makkelijk om het veranderende klimaat ver weg van mijn bed te denken. Toch voel ik ongemak. Omdat ik weet wat in mijn dagelijks leven misschien nog niet zichtbaar of voelbaar is, behalve dan die onverwachte zomerse dag in februari, er wel is. Ik lees de krant. Ik volg het nieuws. Het raakt me als ik duizenden jongeren de straat op zie gaan voor hun toekomst. Ik wil achter ze gaan staan omdat we niet genoeg voor ze zijn gaan staan. Ik vind de Klimaatmars belangrijk. Ik wil erbij zijn. Niet omdat ik de braafste leerling van de klas ben, maar omdat ik weet dat het anders kan. Moet. Ook al weet ik niet goed hoe. Ik weet dat een betere wereld begint bij mezelf. Maar ik geloof dat we samen sterker staan. Samen meer weten en samen meer kunnen bereiken.
Oudste appt: Gaan jullie nog lopen?
Ik app terug: Ja!
Oudste: Wij komen ook. Hoe gaan jullie?
Niet met de auto, grinnik ik zachtjes.
donderdag 7 maart 2019
Hee boek, hoe gaat het?
Hoe gaat het met je boek? Deze vraag werd me een paar keer gesteld de afgelopen week. En terwijl mijn antwoord iedere keer anders was, besefte ik dat ik het niet wist. Als mijn boek een contactpersoon in WhatsApp was, had ik het haar zelf gevraagd.
- Ik: Hee boek, ik moest een paar keer aan je denken deze week. Hoe gaat het?
- Boek: Oh, hee! Wat leuk om van je te horen. Hoe gaat het met jou?
- Ik: Haha, je klinkt verbaasd. Wanneer hebben we elkaar voor het laatst gezien? Alweer een tijdje terug denk ik. Met mij gaat het goed hoor. Maar met jou?
- Boek: Valt mee toch, ik denk dat we elkaar een maand geleden nog hebben gezien. Kort. Je was er met je gedachten niet helemaal bij.
- Ik: Ik kan jou ook niet voor de gek houden he.
- Boek: Dat hoeft toch ook niet. Ik vond het fijn je weer te zien. Ik was ook wel nieuwsgierig hoe het verder zou gaan. Met ons. Nou ja, je begrijpt wel wat ik bedoel. Toch?
- Ik: Ja, jeetje. Ja. Ik ook. Ik bedoel het was fijn om je weer te zien. En ik was ook nieuwsgierig hoe verder.. lief dat je dat zegt.
- Boek: Ik meen het.
- Boek: Weet je het ook niet zo goed?
- Ik: Euh... nee, ik geloof van niet. Stom toch.
- Boek: Hoezo? Ik weet het ook vaak niet. Een mooi begin toch?
- Ik: Maar we hadden toch al een begin?
- Boek: Dat is waar...
- Boek: So, don't be a stranger?!
- Ik: ...is typing
- Ik: ...is typing
- Ik: ...is typing
- Ik: ok
- Boek: *schraapt keel en zet serieuze blik op* ik zou het fijn vinden je weer eens te zien.
- Ik: *lol*
- Boek: No pressure.
- Ik: Dat weet ik toch.
- Ik: Maar fijn dat je het zegt. *knipoogt*
- Ik: Nu heb je nog steeds niet verteld hoe het met je gaat.
- Boek: Met mij gaat het goed hoor. Rustig. Hoewel mijn hart net wel een sprongetje maakte toen jij me een berichtje stuurde. *knipoogt*
- Ik: *Bloost*
- Boek: Zie ik je gauw?
- Ik: ...is typing
- Ik: ...is typing
- Ik: ...is still typing
- Ik: Ja! Heel gauw.
- Boek: *boks*
zondag 3 maart 2019
Liefde gezocht
Na een jaar tekenen aan de Hogeschool van Amsterdam, besloot ik toch Nederlands te gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Geen idee nog wat ik later, maar mijn liefde voor lezen en taal leek me reden genoeg. Mijn lievelingsvak op de middelbare was met stip Nederlands geweest, niet in de laatste plaats vanwege meneer Viergever. Zodra ik zijn lokaal binnenstapte, voelde ik dat er iets stond te gebeuren. Ik ging kennismaken met een nieuwe wereld. Hij draaide jazz-muziek op een oude platenspeler, liet me boeken lezen en er anders naar kijken en sleurde me mee in zijn liefde voor taal.
"Wil je kinderen nieuwsgierig maken naar het museum? Laat ze dan de eerste paar keren buiten wachten, terwijl jij binnen je tijd neemt", vertelde hij ooit voor de grap. "De volgende keer willen ze met je mee."
Ik wilde met hem mee en hij stelde me niet teleur. Dus toen ik me inschreef aan de Universiteit dacht ik aan mijn fijne leraar Nederlands met lichtjes in zijn ogen. Spijt heb ik nooit gekregen. Ik leerde onze Nederlandse taal van alle kanten beter kennen. Ik leerde debatteren en argumenteren. Ik ontdekte dat er meer Viergevers waren en hing aan de lippen van Herman Pleij. Ik liep stage bij Prometheus Bert Bakker en ontdekte hoe hard de stem van Mai Spijkers kon galmen in het oude herenpand. Ik ontdekte het werk van Astrid Roemer en schreef een scriptie over haar verwantschap met Afro-Amerikaanse schrijfsters. Het kostte me een extra jaar, waarin ik misschien wel het meeste over mezelf leerde. Mijn scriptie-begeleider Bert Paasman was streng maar trots toen ik uiteindelijk afstudeerde. Hij liet me visitekaartjes drukken met Drs. in de Nederlandse Taal en Letterkunde, dik gedrukt om het nooit meer te vergeten.
Na mijn studie ging ik geen les geven. Ik kwam terecht in de digitale wereld, maar mijn liefde voor taal bleef de rode draad. Een leven lang schrijven en lezen heeft me veel gebracht. Ik ben in ontelbaar veel werelden gestapt, gewoon vanuit mijn luie stoel. Ik vond herkenning en vervreemding, ontdekte nieuwe manieren om naar talloze zaken te kijken en vond woorden om de gedachten in mijn hoofd en de zaken van mijn hart op papier te zetten. Mooie zinnen en woorden kunnen me nog altijd ontroeren. Ik schrijf ze op om te bewaren.
"Jij hebt nog een buitenwereld, ik heb alleen nog een binnenwereld." (Remco Campert tegen Kees van Kooten)
"Ik ben enkelvoud geworden."... "Leefdienst, weet je nog?" (Carolien Spaans in Doet Sneeuw Pijn)
"Hoe ouder ik word, des te meer ik geloof dat we alleen voor jou uitgevonden zijn. En als er een goede reden is om uitgevonden te worden, dan ben jij het." (Mariana Leky in Vanuit hier zie je alles)
Nu lees ik dat de student Nederlandse Taal en Letterkunde een bedreigde soort is. De VU heeft voor dit studiejaar maar 6 inschrijvingen. Dat is niet voldoende, lees ik verder, omdat de VU dan verlies lijdt. Alsof het om een bedrijf gaat en haar winstgevendheid in het geding komt. Een columnist geeft de schuld aan de middelbare scholen dat Nederlands niet meer sexy is, ook al zo'n opvallend gekozen combinatie. Ik weet er niet voldoende van om te verklaren waarom onze eigen taal en letterkunde de moeite van het studeren nog maar voor een enkeling de moeite waard is. Ik kan me voorstellen dat het probleem meer ligt bij de efficiency die het onderwijs in is geslopen. De druk op presteren en het onderling concurreren. De financiële uitdaging waardoor tijd en nog eens kunnen kiezen in de verdrukking komen. Het denken in een baan in plaats van intrinsieke interesse. Een politiek waar meer aandacht is voor koopkracht dan voor de wijsheid en troost van letteren en cultuur, niet alleen die van oudsher maar ook van nu en straks.
Dat de studie Nederlands dreigt te verdwijnen zegt niet zoveel over de liefde voor taal of de liefde voor literatuur. Ik durf te geloven dat die hardnekkig is, onder jong en oud. Het zegt iets over de liefde voor goed onderwijs. Goed onderwijs voor iedereen. Als recht en niet als product.
"Wil je kinderen nieuwsgierig maken naar het museum? Laat ze dan de eerste paar keren buiten wachten, terwijl jij binnen je tijd neemt", vertelde hij ooit voor de grap. "De volgende keer willen ze met je mee."
Ik wilde met hem mee en hij stelde me niet teleur. Dus toen ik me inschreef aan de Universiteit dacht ik aan mijn fijne leraar Nederlands met lichtjes in zijn ogen. Spijt heb ik nooit gekregen. Ik leerde onze Nederlandse taal van alle kanten beter kennen. Ik leerde debatteren en argumenteren. Ik ontdekte dat er meer Viergevers waren en hing aan de lippen van Herman Pleij. Ik liep stage bij Prometheus Bert Bakker en ontdekte hoe hard de stem van Mai Spijkers kon galmen in het oude herenpand. Ik ontdekte het werk van Astrid Roemer en schreef een scriptie over haar verwantschap met Afro-Amerikaanse schrijfsters. Het kostte me een extra jaar, waarin ik misschien wel het meeste over mezelf leerde. Mijn scriptie-begeleider Bert Paasman was streng maar trots toen ik uiteindelijk afstudeerde. Hij liet me visitekaartjes drukken met Drs. in de Nederlandse Taal en Letterkunde, dik gedrukt om het nooit meer te vergeten.
Na mijn studie ging ik geen les geven. Ik kwam terecht in de digitale wereld, maar mijn liefde voor taal bleef de rode draad. Een leven lang schrijven en lezen heeft me veel gebracht. Ik ben in ontelbaar veel werelden gestapt, gewoon vanuit mijn luie stoel. Ik vond herkenning en vervreemding, ontdekte nieuwe manieren om naar talloze zaken te kijken en vond woorden om de gedachten in mijn hoofd en de zaken van mijn hart op papier te zetten. Mooie zinnen en woorden kunnen me nog altijd ontroeren. Ik schrijf ze op om te bewaren.
"Jij hebt nog een buitenwereld, ik heb alleen nog een binnenwereld." (Remco Campert tegen Kees van Kooten)
"Ik ben enkelvoud geworden."... "Leefdienst, weet je nog?" (Carolien Spaans in Doet Sneeuw Pijn)
"Hoe ouder ik word, des te meer ik geloof dat we alleen voor jou uitgevonden zijn. En als er een goede reden is om uitgevonden te worden, dan ben jij het." (Mariana Leky in Vanuit hier zie je alles)
Nu lees ik dat de student Nederlandse Taal en Letterkunde een bedreigde soort is. De VU heeft voor dit studiejaar maar 6 inschrijvingen. Dat is niet voldoende, lees ik verder, omdat de VU dan verlies lijdt. Alsof het om een bedrijf gaat en haar winstgevendheid in het geding komt. Een columnist geeft de schuld aan de middelbare scholen dat Nederlands niet meer sexy is, ook al zo'n opvallend gekozen combinatie. Ik weet er niet voldoende van om te verklaren waarom onze eigen taal en letterkunde de moeite van het studeren nog maar voor een enkeling de moeite waard is. Ik kan me voorstellen dat het probleem meer ligt bij de efficiency die het onderwijs in is geslopen. De druk op presteren en het onderling concurreren. De financiële uitdaging waardoor tijd en nog eens kunnen kiezen in de verdrukking komen. Het denken in een baan in plaats van intrinsieke interesse. Een politiek waar meer aandacht is voor koopkracht dan voor de wijsheid en troost van letteren en cultuur, niet alleen die van oudsher maar ook van nu en straks.
Dat de studie Nederlands dreigt te verdwijnen zegt niet zoveel over de liefde voor taal of de liefde voor literatuur. Ik durf te geloven dat die hardnekkig is, onder jong en oud. Het zegt iets over de liefde voor goed onderwijs. Goed onderwijs voor iedereen. Als recht en niet als product.
En gelukkige leerlingen zullen ons weer de mooiste dingen leren.
Abonneren op:
Posts (Atom)
Verhuisbericht
Mijn blog is verhuisd naar dagelijksedingen.blog Zie ik je daar?
-
De tijd rolt met een razende Rrrrrr... het is vast mijn leeftijd want de kinderen hoor ik er niet over. Die wisselen moeiteloos Sint Maart...
-
Ik interview middelste voor mijn boek. We moeten er allebei een beetje om grinniken terwijl ik de dictafoon op mijn telefoon test. Met een k...